Stomach Health >> Maag Gezondheid >  >> Q and A >> Buikpijn

Colitis ulcerosa

Feiten over colitis ulcerosa

Er wordt aangenomen dat de oorzaak van colitis ulcerosa op de een of andere manier verband houdt met abnormale immunologische reacties van het lichaam op de bacteriën die normaal worden aangetroffen in de dikke darm.

  • Colitis ulcerosa (UC) is een ontsteking van de dikke darm (colon).
  • De oorzaak van colitis ulcerosa is onbekend.
  • Intermitterende rectale bloedingen, krampachtige buikpijn en diarree zijn vaak symptomen van colitis ulcerosa.
  • De diagnose colitis ulcerosa kan worden gesteld met een bariumklysma, maar directe visualisatie (sigmoïdoscopie of colonoscopie) is de meest nauwkeurige manier van diagnose.
  • Langdurige colitis ulcerosa is een risicofactor voor darmkanker.
  • De behandeling van colitis ulcerosa kan zowel medicatie als chirurgie inhouden.
  • Colitis ulcerosa kan ook ontstekingen veroorzaken in gewrichten, ruggengraat, huid, ogen en de lever en zijn galwegen.

dieet voor colitis ulcerosa

Er is geen klinisch of wetenschappelijk bewijs dat de theorie ondersteunt dat een gespecialiseerd dieet personen met colitis ulcerosa (UC) kan veroorzaken of ten goede kan komen. Patiënten kunnen echter merken dat bepaalde voedingsmiddelen de symptomen van colitis ulcerosa verergeren en ze moeten dergelijke voedingsmiddelen vermijden. De meest voorkomende symptomen van colitis ulcerosa zijn rectale bloedingen, buikkrampen en diarree. Sommige mensen raden aan om een ​​vezelrijk dieet te vermijden (zoals rauw fruit, groenten, zaden, noten, enz.) naast andere voedingsmiddelen die de symptomen verergeren. Het kan redelijk zijn om een ​​voedingsdagboek bij te houden om bij te houden welke voedingsmiddelen de symptomen verergeren en voedingsmiddelen die de symptomen niet verergeren (bijvoorbeeld bananen, witte rijst, wit brood, appelmoes, zacht zacht voedsel, enz.). Bespreek uw voedingsbehoeften met uw behandelend arts of een diëtist die gespecialiseerd is in colitis ulcerosa en dieet.

Wat is colitis ulcerosa?

Colitis ulcerosa wordt beschouwd als gerelateerd aan de ziekte van Crohn, een andere chronische ontstekingsziekte van de darmen (beide worden als inflammatoire darmziekte).

Colitis ulcerosa is een chronische ontsteking van de dikke darm (colon). De dikke darm is het deel van het spijsverteringsstelsel waar water wordt verwijderd uit onverteerd materiaal en het resterende afvalmateriaal wordt opgeslagen. Het rectum is het uiteinde van de dikke darm dat grenst aan de anus. Bij patiënten met colitis ulcerosa leiden zweren en ontsteking van de binnenwand van de dikke darm tot symptomen van buikpijn, diarree en rectale bloeding.

Colitis ulcerosa is nauw verwant aan een andere aandoening van de darmontsteking, de ziekte van Crohn. Samen worden ze vaak inflammatoire darmziekte (IBD) genoemd. Colitis ulcerosa en de ziekte van Crohn zijn chronische aandoeningen. De ziekte van Crohn kan elk deel van het maagdarmkanaal aantasten, inclusief alle lagen van de darmwand. Het is mogelijk niet beperkt tot het maagdarmkanaal (met gevolgen voor de lever, huid, ogen en gewrichten). UC heeft alleen invloed op het slijmvlies van de dikke darm (dikke darm). Mannen en vrouwen worden gelijk getroffen. De meeste beginnen tijdens de adolescentie en vroege volwassenheid, maar ze kunnen ook beginnen tijdens de kindertijd en later in het leven.

UC komt wereldwijd voor, maar komt het meest voor in de Verenigde Staten, Engeland en Noord-Europa. Het komt vooral veel voor bij mensen van joodse afkomst. Colitis ulcerosa wordt zelden gezien in Oost-Europa, Azië en Zuid-Amerika, en is zeldzaam bij de zwarte bevolking. Om onbekende redenen is recentelijk een verhoogde frequentie van deze aandoening waargenomen in ontwikkelingslanden.

Eerstegraads familieleden van mensen met colitis ulcerosa hebben een verhoogd levenslange kans om de ziekte te ontwikkelen, maar het algehele risico blijft klein.

Wat zijn de symptomen van colitis ulcerosa?

Illustratie van colitis ulcerosa

Veel voorkomende symptomen van colitis ulcerosa zijn rectale bloedingen, buikpijn en diarree, maar er is een breed scala aan symptomen bij patiënten met deze ziekte. Variabiliteit van symptomen weerspiegelt verschillen in de omvang van de ziekte (de hoeveelheid ontstoken colon en rectum) en de intensiteit van de ontsteking. Over het algemeen hebben patiënten met een ontsteking die beperkt is tot het rectum en een kort segment van de dikke darm grenzend aan het rectum mildere symptomen en een betere prognose dan patiënten met een meer wijdverbreide ontsteking van de dikke darm. De verschillende soorten colitis ulcerosa worden ingedeeld op basis van de locatie en de mate van ontsteking:

  1. Proctitis ulcerosa verwijst naar een ontsteking die beperkt is tot het rectum. Bij veel patiënten met ulceratieve proctitis kan een milde intermitterende rectale bloeding het enige symptoom zijn. Andere patiënten met een ernstigere rectale ontsteking kunnen daarnaast rectale pijn, aandrang (plotseling gevoel van ontlasting en de behoefte om naar de badkamer te haasten uit angst voor vervuiling) en tenesmus (ineffectieve, pijnlijke drang om de darmen te bewegen) ervaren. door de ontsteking).
  2. Proctosigmoiditis omvat ontsteking van het rectum en het sigmoïde colon (een kort segment van het colon dat grenst aan het rectum). Symptomen van proctosigmoiditis, zoals die van proctitis, omvatten rectale bloedingen, urgentie en tenesmus. Sommige patiënten met proctosigmoiditis ontwikkelen ook bloederige diarree en krampen.
  3. Linkszijdige colitis omvat een ontsteking die begint bij het rectum en zich uitstrekt tot in de linker dikke darm (sigmoïde colon en dalende dikke darm). Symptomen van linkszijdige colitis zijn bloederige diarree, buikkrampen, gewichtsverlies en linkszijdige buikpijn.
  4. Pancolitis of universele colitis verwijst naar een ontsteking die de gehele dikke darm aantast (rechter colon, linker colon, transversale colon en het rectum). Symptomen van pancolitis zijn onder meer bloederige diarree, buikpijn en krampen, gewichtsverlies, vermoeidheid, koorts en nachtelijk zweten. Sommige patiënten met pancolitis hebben een lichte ontsteking en milde symptomen die gemakkelijk op medicijnen reageren. Over het algemeen lijden patiënten met pancolitis echter aan een ernstigere ziekte en zijn ze moeilijker te behandelen dan patiënten met beperktere vormen van colitis ulcerosa.
  5. Fulminante colitis is een zeldzame maar ernstige vorm van pancolitis. Patiënten met fulminante colitis zijn extreem ziek met uitdroging, hevige buikpijn, langdurige diarree met bloedingen en zelfs shock. Ze lopen het risico toxisch megacolon (duidelijke verwijding van de dikke darm als gevolg van ernstige ontsteking) en colonruptuur (perforatie) te ontwikkelen. Patiënten met fulminante colitis en toxisch megacolon worden in het ziekenhuis behandeld met krachtige intraveneuze medicijnen. Tenzij ze snel op de behandeling reageren, is chirurgische verwijdering van de zieke dikke darm noodzakelijk om colonruptuur te voorkomen.

Terwijl de intensiteit van colonontsteking bij colitis ulcerosa in de loop van de tijd toeneemt en afneemt, blijven de locatie en de omvang van de ziekte bij een patiënt over het algemeen constant. Daarom, wanneer een patiënt met ulceratieve proctitis een terugval van zijn of haar ziekte ontwikkelt, is de ontsteking meestal beperkt tot het rectum. Niettemin kan een klein aantal patiënten (minder dan 10%) met ulceratieve proctitis of proctosigmoiditis later uitgebreidere colitis ontwikkelen. Zo kunnen patiënten die aanvankelijk alleen ulceratieve proctitis hebben, later linkszijdige colitis of zelfs pancolitis ontwikkelen.

Uw immuunsysteem en
UC-complicaties

Meer informatie op

Wat veroorzaakt colitis ulcerosa?

De oorzaak van colitis ulcerosa is niet bekend. Tot op heden is er geen overtuigend bewijs dat het wordt veroorzaakt door een infectie of besmettelijk is.

Bij colitis ulcerosa gaat het waarschijnlijk om abnormale activering van het immuunsysteem in de darmen. Dit systeem zou het lichaam moeten beschermen tegen schadelijke bacteriën, virussen, schimmels en andere vreemde indringers. Normaal gesproken wordt het immuunsysteem alleen geactiveerd wanneer het lichaam wordt blootgesteld aan schadelijke indringers. Bij patiënten met colitis ulcerosa wordt het immuunsysteem echter abnormaal en chronisch geactiveerd in afwezigheid van een bekende indringer. De aanhoudende abnormale activering van het immuunsysteem veroorzaakt chronische ontstekingen en ulceratie van delen van de dikke darm. Deze gevoeligheid voor abnormale activering van het immuunsysteem is genetisch geërfd. Eerstegraads familieleden (broers, zussen, kinderen en ouders) van patiënten met IBD hebben daarom meer kans om deze ziekten te ontwikkelen.

Er zijn meerdere onderzoeken geweest met behulp van genoombrede associatiescans die genetische gevoeligheid bij colitis ulcerosa onderzochten. Uit deze onderzoeken is gebleken dat er ongeveer 30 genen zijn die de gevoeligheid voor colitis ulcerosa kunnen verhogen, waaronder het immunoglobulinereceptorgen FCGR2A, 5p15, 2p16, ORMDL3, ECM1, evenals regio's op chromosomen 1p36, 12q15, 7q22, 22q13 en IL23R. Op dit vroege punt in het onderzoek is het nog onduidelijk hoe deze genetische associaties zullen worden toegepast bij de behandeling van de ziekte, maar ze kunnen toekomstige implicaties hebben voor het begrijpen van pathogenese en het creëren van nieuwe behandelingen.

Hoe wordt de diagnose colitis ulcerosa gesteld?

De diagnose colitis ulcerosa wordt gesuggereerd door de symptomen van buikpijn, rectale bloedingen en diarree. Aangezien er geen gouden standaard is voor diagnose, is de uiteindelijke diagnose afhankelijk van een combinatie van symptomen, het verschijnen van de darmwand op het moment van endoscopie, histologische kenmerken van biopsieën van de darmwand en onderzoeken van ontlasting om de aanwezigheid van infectieuze middelen die de ontsteking kunnen veroorzaken.

  • Krukkenspecimens worden verzameld voor analyse om infectie en parasieten uit te sluiten, aangezien deze aandoeningen colitis kunnen veroorzaken die lijken op colitis ulcerosa.
  • Bloedonderzoek kan bloedarmoede (een laag aantal rode bloedcellen) en een verhoogd aantal witte bloedcellen en/of een verhoogde sedimentatiesnelheid (gewoonlijk "sed rate" genoemd) vertonen. Een verhoogd aantal witte bloedcellen en sed rate zijn beide een weerspiegeling van aanhoudende ontsteking die gepaard kan gaan met infectie of met elk type chronische ontsteking, waaronder CU en de ziekte van Crohn. Bloedarmoede, vooral bij een jonge man met chronische pijn en diarree, zou het vermoeden van de arts voor IBD moeten doen toenemen.
  • Andere bloedonderzoeken kan ook worden gecontroleerd, waaronder nierfunctie, leverfunctietests, ijzeronderzoek en C-reactief proteïne (een ander teken van ontsteking).
  • Er is enig bewijs dat een ontlastingstest voor een eiwit genaamd calprotectine zou nuttig kunnen zijn bij het identificeren van patiënten die baat zouden hebben bij colonoscopie. Calprotectine lijkt een gevoelige marker van darmontsteking te zijn, wat betekent dat het verhoogd kan worden voordat de symptomen ernstig worden en de tekenen van ontsteking onduidelijk zijn. In de juiste setting, vooral vroeg in de loop van IBD, kunnen verhoogde niveaus duiden op inflammatoire darmaandoeningen. Deze test alleen kan echter geen onderscheid maken tussen verschillende ziekten die de ontsteking veroorzaken, dus moet met voorzichtigheid worden gebruikt.
  • Bevestiging van colitis ulcerosa vereist een test om de dikke darm te visualiseren. Flexibele slangetjes ingebracht door het rectum ( c oloscoop) directe visualisatie van de binnenkant van de dikke darm mogelijk maken om de diagnose te stellen en de omvang van de colitis te bepalen. Tijdens de procedure kunnen kleine weefselmonsters (biopten) worden genomen om de ernst van de colitis te bepalen.
  • Een bariumklysma-röntgenfoto kan ook wijzen op de diagnose colitis ulcerosa. Tijdens een bariumklysma wordt een kalkachtige vloeibare substantie in het rectum toegediend en in de dikke darm geïnjecteerd. Barium is zo dicht dat röntgenstralen er niet doorheen gaan, zodat de omtrek van de dikke darm op röntgenfoto's te zien is. Een bariumklysma is minder nauwkeurig en nuttig dan directe visualisatie (sigmoïdoscopie of colonoscopie) bij de diagnose van CU. Als een bariumklysma wordt uitgevoerd en colitis ulcerosa wordt vermoed, is een colonoscopie nodig om de diagnose te verifiëren.

Kennis van de omvang en ernst van de colitis is belangrijk bij het kiezen tussen behandelingsopties.

Enkele nieuwere diagnostische modaliteiten zijn onder meer videocapsule-endoscopie en CT/MRI-enterografie. Videocapsule-endoscopie (VCE) kan nuttig zijn voor de detectie van dunnedarmziekte bij patiënten met de diagnose CU met atypische kenmerken en bij wie het vermoeden bestaat dat ze daadwerkelijk de ziekte van Crohn hebben. Met VCE slikken patiënten een capsule in die een camera bevat die foto's maakt terwijl deze door de darmen reist en de foto's draadloos naar een recorder stuurt. Daarna worden de foto's bekeken. In een onderzoek in 2007 bevestigde VCE de aanwezigheid van dunnedarmziekte bij ongeveer 15% van de patiënten met colitis ulcerosa met atypische kenmerken of niet-geclassificeerde inflammatoire darmziekte, waardoor de diagnose veranderde in de ziekte van Crohn (die niet beperkt is tot de dikke darm zoals in UC). Dit kan een nuttige diagnostische modaliteit zijn in deze specifieke patiëntenpopulatie.

CT- en MRI-enterografie zijn beeldvormende technieken waarbij orale vloeibare contrastmiddelen worden gebruikt die bestaan ​​uit PEG-oplossingen of een lage concentratie barium om een ​​adequatere uitzetting van de dikke darm en de dunne darm te verkrijgen. Er is gemeld dat deze superieur zijn aan standaard beeldvormingstechnieken bij de evaluatie van dunnedarmpathologie bij patiënten met de ziekte van Crohn. Er is ook aangetoond dat ze adequate schattingen geven van de ernst van de ziekte bij colitis ulcerosa (met enkele onder- en overschattingen).

Wat zijn de complicaties van colitis ulcerosa?

Bloedtransfusies, pancolitis en toxisch megacolon

Patiënten met colitis ulcerosa beperkt tot het rectum (proctitis) of colitis beperkt tot het einde van de linker colon (proctosigmoiditis) doen het meestal redelijk goed. Korte periodieke behandelingen met orale medicatie of klysma's kunnen voldoende zijn. Ernstige complicaties zijn zeldzaam bij deze patiënten. Bij mensen met een meer uitgebreide ziekte kan bloedverlies uit de ontstoken darmen leiden tot bloedarmoede en kan behandeling met ijzersupplementen of zelfs bloedtransfusies nodig zijn. In zeldzame gevallen kan de dikke darm acuut verwijden tot een grote omvang wanneer de ontsteking zeer ernstig wordt. Deze aandoening wordt toxisch megacolon genoemd. Patiënten met toxisch megacolon zijn extreem ziek met koorts, buikpijn en uitzetting, uitdroging en ondervoeding. Tenzij de patiënt snel verbetert met medicatie, is een operatie meestal nodig om een ​​colonruptuur te voorkomen.

In een gepubliceerde Scandinavische studie van meer dan 500 patiënten met colitis ulcerosa die tot 10 jaar na diagnose werden gevolgd, werd gevonden dat hun sterftecijfer niet verschilde van de algemene bevolking. Ook was de cumulatieve behoefte aan colectomie na 10 jaar 9,8%, was bijna 50% van de patiënten vrij van terugval in de laatste vijf jaar van de studie, en slechts 20% van de patiënten met proctitis of linkszijdige ziekte ontwikkelde zich tot pancolitis.

Kanker

Darmkanker is een erkende complicatie van chronische colitis ulcerosa. Het risico op kanker begint te stijgen na acht tot tien jaar colitis. Patiënten met alleen ulceratieve proctitis hebben waarschijnlijk geen verhoogd risico op darmkanker in vergelijking met de algemene bevolking. Bij patiënten met actieve pancolitis (waarbij de gehele dikke darm is aangedaan) gedurende 10 jaar of langer, is het risico op darmkanker verhoogd in vergelijking met de algemene bevolking. Bij patiënten met colitis beperkt tot de linkerkant van de dikke darm, is het risico op darmkanker verhoogd, maar niet zo hoog als bij patiënten met chronische pancolitis.

Patiënten met een hoger risico op kanker zijn patiënten met een positieve familiegeschiedenis van darmkanker, langdurige colitis, uitgebreide betrokkenheid van de dikke darm en primaire scleroserende cholangitis (PSC), een andere complicatie van colitis ulcerosa.

Aangezien deze kankers een gunstiger resultaat hebben wanneer ze in een vroeger stadium worden gediagnosticeerd en behandeld, kan jaarlijks colononderzoek worden aanbevolen na acht jaar bekende uitgebreide ziekte. Tijdens deze onderzoeken kunnen weefselmonsters (biopten) worden genomen om te zoeken naar precancereuze veranderingen in de bekledingscellen van de dikke darm. Wanneer precancereuze veranderingen worden gevonden, kan verwijdering van de dikke darm nodig zijn om darmkanker te voorkomen.

Andere complicaties van colitis ulcerosa

Complicaties van colitis ulcerosa kunnen andere delen van het lichaam betreffen.

  • Tien procent van de patiënten kan een ontsteking van de gewrichten (artritis) krijgen.
  • Sommige patiënten hebben lage rugpijn als gevolg van artritis van de sacro-iliacale gewrichten.
  • Spondylitis ankylopoetica (AS) is een type artritis dat de wervelgewrichten van aangetaste personen aantast. Er lijkt een verhoogde incidentie van spondylitis ankylopoetica te zijn bij patiënten met inflammatoire darmaandoeningen.
  • In zeldzame gevallen kunnen patiënten pijnlijke, rode huidknobbeltjes (erythema nodosum) ontwikkelen. Anderen kunnen pijnlijke, rode ogen hebben (uveïtis, episcleritis). Omdat deze specifieke complicaties het risico kunnen lopen dat het gezichtsvermogen permanent wordt aangetast, zijn oogpijn of roodheid symptomen die de evaluatie van een arts vereisen.
  • Ziekten van de lever en galwegen kunnen ook in verband worden gebracht met colitis ulcerosa. Bij patiënten met een zeldzame aandoening die scleroserende cholangitis wordt genoemd, kunnen herhaalde infecties en ontstekingen in de galwegen bijvoorbeeld leiden tot terugkerende koorts, gele verkleuring van de huid (geelzucht), cirrose en de noodzaak van een levertransplantatie.
  • Ten slotte kunnen patiënten met colitis ulcerosa ook een verhoogde neiging hebben om bloedstolsels te vormen, vooral bij een actieve ziekte.

Wat zijn de behandelingen voor colitis ulcerosa?

Zowel medicijnen als operaties zijn gebruikt om colitis ulcerosa te behandelen. Chirurgie is echter voorbehouden aan mensen met ernstige ontstekingen en levensbedreigende complicaties. Er is geen medicijn dat colitis ulcerosa kan genezen. Patiënten met colitis ulcerosa zullen doorgaans perioden van terugval (verergering van ontsteking) ervaren, gevolgd door perioden van remissie (verdwijning van ontsteking) die maanden tot jaren aanhouden. Tijdens terugvallen verergeren de symptomen van buikpijn, diarree en rectale bloedingen. Tijdens remissies verdwijnen deze symptomen. Remissies treden meestal op als gevolg van behandeling met medicijnen of een operatie, maar soms treden ze spontaan op, dat wil zeggen zonder enige behandeling.

Wat zijn medicijnen voor colitis ulcerosa ?

Aangezien colitis ulcerosa niet kan worden genezen door medicatie, zijn de doelen van behandeling met medicatie:1) remissies veroorzaken, 2) remissies behouden, 3) bijwerkingen van de behandeling minimaliseren, 4) de kwaliteit van leven verbeteren en 5) het risico op kanker minimaliseren . Behandeling van colitis ulcerosa met medicijnen is vergelijkbaar, hoewel niet altijd identiek, aan de behandeling van de ziekte van Crohn.

Medicijnen voor de behandeling van colitis ulcerosa omvatten 1) ontstekingsremmende middelen zoals 5-ASA-verbindingen, systemische corticosteroïden, lokale corticosteroïden en 2) immunomodulatoren.

Ontstekingsremmende medicijnen die darmontsteking verminderen zijn analoog aan artritis medicijnen die gewrichtsontsteking (artritis) verminderen. De ontstekingsremmende medicijnen die worden gebruikt bij de behandeling van colitis ulcerosa zijn:

  • Topische 5-ASA-verbindingen zoals sulfasalazine (Azulfidine), olsalazine (Dipentum) en mesalamine (Pentasa, Asacol, Lialda, Apriso Rowasa-klysma) die direct contact met het ontstoken weefsel nodig hebben om effectief te zijn.
  • Systemische ontstekingsremmende medicijnen zoals corticosteroïden die ontstekingen door het hele lichaam verminderen zonder direct contact met het ontstoken weefsel. Systemische corticosteroïden hebben voorspelbare bijwerkingen bij langdurig gebruik.

Immunomodulatoren zijn medicijnen die het immuunsysteem van het lichaam onderdrukken, hetzij door het verminderen van de cellen die verantwoordelijk zijn voor de immuniteit, of door te interfereren met eiwitten die belangrijk zijn bij het bevorderen van ontstekingen. Immunomodulatoren worden in toenemende mate belangrijke behandelingen voor patiënten met ernstige colitis ulcerosa die niet adequaat reageren op ontstekingsremmende middelen. Voorbeelden van immunomodulatoren zijn onder meer 6-mercaptopurine (6-MP), azathioprine (Imuran), methotrexaat (Rheumatrex, Trexall), cyclosporine (Gengraf, Neoral).

Het is al lang waargenomen dat het risico op colitis ulcerosa hoger lijkt te zijn bij niet-rokers en bij ex-rokers. In bepaalde omstandigheden verbeteren patiënten wanneer ze worden behandeld met nicotine.

5-ASA-verbindingen

5-ASA (5-aminosalicylzuur), ook wel mesalamine genoemd, lijkt chemisch op aspirine. Aspirine (acetylsalicylzuur) wordt al vele jaren gebruikt bij de behandeling van artritis, bursitis en tendinitis (aandoeningen van weefselontsteking). Aspirine is echter niet effectief bij de behandeling van colitis ulcerosa. Aan de andere kant kan 5-ASA effectief zijn bij de behandeling van colitis ulcerosa als het medicijn direct (topisch) op de ontstoken darmwand kan worden toegediend. Rowasa-klysma is bijvoorbeeld een 5-ASA-oplossing die effectief is bij de behandeling van ontstekingen in en nabij het rectum (ulceratieve proctitis en ulceratieve proctosigmoiditis). De klysma-oplossing kan echter niet hoog genoeg worden om ontstekingen in de bovenste dikke darm te behandelen. Daarom moet 5-ASA voor de meeste patiënten met colitis ulcerosa oraal worden ingenomen. Wanneer pure 5-ASA echter oraal wordt ingenomen, absorberen de maag en de bovenste dunne darm het grootste deel van het geneesmiddel voordat het de dikke darm bereikt. Om effectief te zijn als oraal middel voor colitis ulcerosa, moet 5-ASA daarom chemisch worden gemodificeerd om te ontsnappen aan absorptie door de maag en de bovenste darmen. Deze gemodificeerde 5-ASA-verbindingen zijn sulfasalazine (Azulfidine), mesalamine (Pentasa, Rowasa, Asacol, Lialda, Apriso) en olsalazine (Dipentum).

Azulfidine

Sulfasalazine (Azulfidine) wordt al vele jaren met succes gebruikt bij het induceren van remissie bij patiënten met milde tot matige colitis ulcerosa. Remissie induceren betekent het verminderen van darmontsteking en het verlichten van symptomen van buikpijn, diarree en rectale bloedingen. Sulfasalazine is ook gedurende langere tijd gebruikt om remissies te behouden.

Sulfasalazine bestaat uit een 5-ASA-molecuul dat chemisch is verbonden met een sulfapyridine-molecuul. (Sulfapyridine is een sulfa-antibioticum). Door de twee moleculen met elkaar te verbinden, wordt absorptie door de maag en de bovenste darmen voorkomen voordat ze de dikke darm bereiken. Wanneer sulfasalazine de dikke darm bereikt, zullen de bacteriën in de dikke darm de koppeling tussen de twee moleculen verbreken. Na het afbreken van 5-ASA wordt sulfapyridine in het lichaam opgenomen en vervolgens uitgescheiden in de urine. Het grootste deel van het actieve 5-ASA-medicijn blijft echter in de dikke darm om colitis te behandelen.

De meeste bijwerkingen van sulfasalazine zijn te wijten aan het sulfapyridinemolecuul. Deze bijwerkingen zijn misselijkheid, brandend maagzuur, hoofdpijn, bloedarmoede, huiduitslag en, in zeldzame gevallen, hepatitis en nierontsteking. Bij mannen kan sulfasalazine het aantal zaadcellen verminderen. De vermindering van het aantal zaadcellen is omkeerbaar en het aantal keert gewoonlijk terug naar normaal na het stoppen met sulfasalazine of door over te schakelen op een andere 5-ASA-verbinding.

De voordelen van sulfasalazine zijn over het algemeen dosisgerelateerd. Daarom kunnen hoge doses sulfasalazine nodig zijn om remissie te induceren. Sommige patiënten kunnen hoge doses niet verdragen vanwege misselijkheid en maagklachten. Om maagklachten te minimaliseren, wordt sulfasalazine over het algemeen na of bij de maaltijd ingenomen. Sommige patiënten vinden het gemakkelijker om Azulfidine-EN (enterisch gecoate vorm van sulfasalazine) in te nemen. Enterische coating helpt maagklachten te verminderen. De nieuwere 5-ASA-verbindingen hebben niet de sulfapyridine-component en hebben minder bijwerkingen dan sulfasalazine.

Asacol

Asacol is een tablet die bestaat uit de 5-ASA-verbinding, mesalamine, omgeven door een coating van acrylhars. (Asacol is sulfavrij.) De harscoating voorkomt dat 5-ASA wordt geabsorbeerd als het door de maag en de dunne darm gaat. Wanneer de tablet het terminale ileum en de dikke darm bereikt, lost de harscoating op, waardoor 5-ASA vrijkomt in de dikke darm.

Asacol is effectief bij het induceren van remissies bij patiënten met milde tot matige colitis ulcerosa. Het is ook effectief bij langdurig gebruik om remissies te behouden. De aanbevolen dosis Asacol om remissie te induceren is driemaal daags twee tabletten van 400 mg (totaal 2,4 gram per dag). Two tablets of Asacol twice daily (1.6 grams a day) is recommended for maintaining remission. Occasionally, the maintenance dose is higher.

As with Azulfidine, the benefits of Asacol are dose-related. If patients do not respond to 2.4 grams a day of Asacol, the dose frequently is increased to 3.6 grams a day (and sometimes even higher) to induce remission. If patients fail to respond to the higher doses of Asacol, then alternatives, such as corticosteroids, are considered.

Lialda

Lialda (mesalamine multi matrix, MMX) is an extended release formulation. It is a 5-ASA medication within an inert matrix that is surrounded by a coating. When the capsule reaches the distal ileum, the outer coating (the capsule) dissolves. The intestinal fluid then is absorbed into the matrix forming a gel-like substance which prolongs the contact of the medication with the colonic wall as the mesalamine slowly separates from the matrix. This extended release formulation allows for higher doses to be taken less frequently throughout the day and might and improve compliance.

The most common side effects experienced while taking Lialda are flatulence, abdominal pain, headache, nausea, and dyspepsia.

Apriso

Apriso is another formulation of 5-ASA that consists of extended-release mesalamine granules encased in microcrystalline cellulose within a capsule. Dissolution of the capsule occurs in the distal ileum, and, since the granules are encased in the cellulose and only slowly separates from the cellulose, there is prolonged delivery of medication as the cellulose and mesalamine travel through the colon.

The most common side effects of this medication are headache, diarrhea, abdominal pain, nausea, nasopharyngitis, influenza-like illness, and sinusitis.

Pentasa

Pentasa is a capsule consisting of the 5-ASA compound mesalamine inside controlled-release spheres. Like Asacol, it is sulfa free. As the capsule travels down the intestines, the 5-ASA inside the spheres is slowly released into the intestines. Unlike Asacol, the mesalamine in Pentasa is released into the small intestine as well as the colon. Therefore, Pentasa can be effective in treating inflammation in the small intestine and the colon. Pentasa is currently the most logical 5-ASA compound for treating mild to moderate Crohn's disease involving the small intestine. Pentasa also is used to induce remission and maintain remission among patients with mild to moderate ulcerative colitis.

Olsalazine (Dipentum)

Olsalazine (Dipentum) consists of two 5-ASA molecules linked together. It is sulfa free. The linked 5-ASA molecules travel through the stomach and the small intestine unabsorbed. When the drug reaches the terminal ileum and the colon, the normal bacteria in the intestine break the linkage and release the active drug into the colon and the terminal ileum. Olsalazine has been used in treating ulcerative colitis and in maintaining remissions. A side effect unique to olsalazine is secretory diarrhea (diarrhea resulting from excessive production of fluid in the intestines). This condition occurs in some patients, and the diarrhea sometimes can be severe.

Balsalazide (Colazal

Balsalazide (Colazal) is a capsule in which the 5-ASA is linked by a chemical bond to another molecule that is inert (without effect on the intestine) and prevents the 5-ASA from being absorbed. This drug is able to travel through the intestine unchanged until it reaches the end of the small bowel (terminal ileum) and colon. There, intestinal bacteria break apart the 5-ASA and the inert molecule, releasing the 5-ASA. Because intestinal bacteria are most abundant in the terminal ileum and colon, Colazal is used to treat inflammation predominantly localized to the colon.

More clinical trials are needed to compare the effectiveness of Colazal to the other mesalamine compounds such as Asacol in treating ulcerative colitis. Therefore in the United States, choosing which 5-ASA compound has to be individualized. Some doctors prescribe Colazal for patients who cannot tolerate or fail to respond to Asacol. Others prescribe Colazal for patients with predominantly left sided colitis, since some studies seem to indicate that Colazal is effective in treating left sided colitis.

Side Effects of 5-ASA Compounds

The sulfa-free 5-ASA compounds have fewer side effects than sulfasalazine and also do not impair male fertility. In general, they are safe medications for long-term use and are well-tolerated.

Patients allergic to aspirin should avoid 5-ASA compounds because they are chemically similar to aspirin.

Rare kidney inflammation has been reported with the use of 5-ASA compounds. These compounds should be used with caution in patients with known kidney disease. It also is recommended that blood tests of kidney function be obtained before starting and periodically during treatment.

Rare instances of acute worsening of diarrhea, cramps, and abdominal pain may occur which is at times may be accompanied by fever, rash, and malaise. This reaction is believed to represent an allergy to the 5-ASA compound.

Rowasa Enema

Rowasa is the 5-ASA compound mesalamine in enema form and is effective in ulcerative proctitis and ulcerative proctosigmoiditis (two conditions where active 5-ASA drugs taken as enemas can easily reach the inflamed tissues directly). Each Rowasa enema contains 4 grams of mesalamine in 60 cc of fluid. The enema usually is administered at bedtime, and patients are encouraged to retain the enema through the night.

The enema contains sulfite and should not be used by patients with sulfite allergy. Otherwise, Rowasa enemas are safe and well-tolerated.

Rowasa also comes in suppository form for treating limited proctitis. Each suppository contains 500 mg of mesalamine and usually is administered twice daily.

While some patients improve within several days of starting Rowasa, the usual course of treatment is three to six weeks. Some patients may need even longer courses of treatment for optimal benefit. In patients who do not respond to Rowasa, oral 5-ASA compounds (such as Asacol) can be added. Some studies have reported increased effectiveness in treating ulcerative proctitis and proctosigmoiditis by combining oral 5-ASA compounds with Rowasa enemas. Oral 5-ASA compounds also are used to maintain remission in ulcerative proctitis and proctosigmoiditis.

Another alternative for patients who fail to respond to Rowasa or who cannot use Rowasa is cortisone enemas (Cortenema). Cortisone is a potent anti-inflammatory agent. Oral corticosteroids are systemic drugs with serious and predictable long-term side effects. Cortenema is a topical corticosteroid that has less absorption into the body than oral corticosteroids, and, therefore, it has fewer and less severe side effects.

Systemic corticosteroids (including side effects)

Corticosteroids (Prednisone, prednisolone, hydrocortisone, etc.) have been used for many years in the treatment of patients with moderate to severe Crohn's disease and ulcerative colitis or who fail to respond to optimal doses of 5-ASA compounds. Unlike the 5-ASA compounds, corticosteroids do not require direct contact with the inflamed intestinal tissues to be effective. Oral corticosteroids are potent anti-inflammatory agents. After absorption, corticosteroids exert prompt anti-inflammatory action throughout the body. Consequently, they are used in treating Crohn's enteritis, ileitis, and ileocolitis, as well as ulcerative and Crohn's colitis. In critically ill patients, intravenous corticosteroids (such as hydrocortisone) can be given in the hospital.

Corticosteroids are faster acting than the 5-ASA compounds. Patients frequently experience improvement in their symptoms within days of starting corticosteroids. Corticosteroids, however, do not appear to be useful in maintaining remissions in ulcerative colitis.

Corticosteroid side effects

Side effects of corticosteroids depend on the dose and duration of use. Short courses of prednisone, for example, usually are well tolerated with few and mild side effects. Long term, high doses of corticosteroids usually produce predictable and potentially serious side effects. Common side effects include rounding of the face (moon face), acne, increased body hair, diabetes, weight gain, high blood pressure, cataracts, glaucoma, increased susceptibility to infections, muscle weakness, depression, insomnia, mood swings, personality changes, irritability, and thinning of the bones (osteoporosis) with an accompanying increased risk of compression fractures of the spine. Children on corticosteroids can experience stunted growth.

The most serious complication from long term corticosteroid use is aseptic necrosis of the hip joints. Aseptic necrosis means death of bone tissue. It is a painful condition that can ultimately lead to the need for surgical replacement of the hips. Aseptic necrosis also has been reported in knee joints. It is unknown how corticosteroids cause aseptic necrosis. Patients on corticosteroids who develop pain in the hips or knees should report the pain to their doctors promptly. Early diagnosis of aseptic necrosis with cessation of corticosteroids has been reported in some patients to decrease the severity of the condition and possibly help avoid hip replacement.

Prolonged use of corticosteroids can depress the ability of the body's adrenal glands to produce cortisol (a natural corticosteroid necessary for proper functioning of the body). Abruptly discontinuing corticosteroids can cause symptoms due to a lack of natural cortisol (a condition called adrenal insufficiency). Symptoms of adrenal insufficiency include nausea, vomiting, and even shock. Withdrawing corticosteroids too quickly also can produce symptoms of joint aches, fever, and malaise. Therefore, corticosteroids need to be gradually reduced rather than abruptly stopped.

Even after the corticosteroids are discontinued, the adrenal glands' ability to produce cortisol can remain depressed for months to two years. The depressed adrenal glands may not be able to produce enough cortisol to help the body handle stress such as accidents, surgery, and infections. These patients will need treatment with corticosteroids (prednisone, hydrocortisone, etc.) during stressful situations to avoid developing adrenal insufficiency.

Because corticosteroids are not useful in maintaining remission in ulcerative colitis and Crohn's disease and because they have predictable and potentially serious side effects, these drugs should be used for the shortest possible length of time.

Proper Use of Corticosteroids

Once the decision is made to use oral corticosteroids, treatment usually is initiated with prednisone, 40-60 mg daily. The majority of patients with ulcerative colitis respond with an improvement in symptoms. Once symptoms improve, prednisone is reduced by 5-10 mg per week until the dose of 20 mg per day is reached. The dose then is tapered at a slower rate until the prednisone ultimately is discontinued. Gradually reducing corticosteroids not only minimizes the symptoms of adrenal insufficiency, it also reduces the chances of abrupt relapse of the colitis.

Many doctors use 5-ASA compounds at the same time as corticosteroids. In patients who achieve remission with systemic corticosteroids, 5-ASA compounds such as Asacol are often continued to maintain remissions.

In patients whose symptoms return during reduction of the dose of corticosteroid, the dose of corticosteroids is increased slightly to control the symptoms. Once the symptoms are under control, the reduction can resume at a slower pace. Some patients become corticosteroid dependent. These patients consistently develop symptoms of colitis whenever the corticosteroid dose reaches below a certain level. In patients who are corticosteroid dependent or who are unresponsive to corticosteroids, other anti-inflammatory medications, immunomodulator medications or surgery are considered.

The management of patients who are corticosteroid dependent or patients with severe disease which responds poorly to medications is complex. Doctors who are experienced in treating inflammatory bowel disease and in using the immunomodulators should evaluate these patients.

Preventing Corticosteroid-induced Osteoporosis

Long-term use of corticosteroids such as prednisolone or prednisone can cause osteoporosis . Corticosteroids cause decreased calcium absorption from the intestines and increased loss of calcium from the kidneys and bones. Increasing dietary calcium intake is important but alone cannot halt corticosteroid-induced bone loss. Management of patients on long term corticosteroids should include:

  • Adequate calcium (1000 mg daily if premenopausal, 1500 mg daily if postmenopausal) and vitamin D (800 units daily) intake.
  • Periodic review with the doctor on the need for continued corticosteroid treatment and the lowest effective dose if continued treatment is necessary.
  • A bone density study to measure the extent of bone loss in patients taking corticosteroids for more than three months.
  • Regular weight-bearing exercise, and stop smoking cigarettes.
  • Discussion with the doctor regarding the use of alendronate (Fosamax) or risedronate (Actonel) in the prevention and the treatment of corticosteroid induced osteoporosis.

Budesonide (Entocort EC)

Oral budesonide (Entocort EC) is a topically acting corticosteroid which was been shown to be effective in Crohn's disease, and in enema formulation for left-sided ulcerative colitis with fewer side effects than oral steroids. In a recent meta-analysis, however, it was found to be significantly less likely to induce clinical remission in patients with ulcerative colitis than oral mesalamine after 8 weeks of therapy. Therefore, use of this medication is not recommended at this time to treat flares of ulcerative colitis.

Golimumab (Simponi)

Golimumab is an injectable man-made protein that binds to tumor necrosis factor alpha in the body, and blocks the effects of tumor necrosis factor alfa in patients with ulcerative colitis. Golimumab is injected under the skin, and injection sites should be rotated. Golimumab interacts with several drugs and has several side effects. Consult with your prescribing physician or pharmacist to discuss these potential drug interactions and side effects.

What are immunomodulator medications?

Immunomodulators are medications that weaken the body's immune system. The immune system is composed of immune cells and the proteins that these cells produce. These cells and proteins serve to defend the body against harmful bacteria, viruses, fungi, and other foreign invaders. Activation of the immune system causes inflammation within the tissues where the activation occurs. (Inflammation is, in fact, an important mechanism to defend the body used by the immune system.) Normally, the immune system is activated only when the body is exposed to harmful invaders. In patients with Crohn's disease and ulcerative colitis, however, the immune system is abnormally and chronically activated in the absence of any known invader. Immunomodulators decrease tissue inflammation by reducing the population of immune cells and/or by interfering with their production of proteins that promote immune activation and inflammation. Generally, the benefits of controlling moderate to severe ulcerative colitis outweigh the risks of infection due to weakened immunity. Examples of immunomodulators include azathioprine (Imuran), 6-mercaptopurine (6-MP, Purinethol), cyclosporine (Sandimmune), and methotrexate (Rheumatrex, Trexall).

Azathioprine (Imuran) and 6-MP (Purinethol)

Azathioprine and 6-mercaptopurine (6-MP) are medications that weaken the body's immunity by reducing the population of a class of immune cells called lymphocytes. Azathioprine and 6-MP are related chemically. Specifically, azathioprine is converted into 6-MP inside the body. In high doses, these two drugs have been useful in preventing rejection of transplanted organs and in treating leukemia. In low doses, they have been used for many years to treat patients with moderate to severe Crohn's disease and ulcerative colitis.

Azathioprine and 6-MP are increasingly recognized by doctors as valuable drugs in treating Crohn's disease and ulcerative colitis. Some 70% of patients with moderate to severe disease will benefit from these drugs. Because of the slow onset of action and the potential for side effects, however, 6-MP and azathioprine are used mainly in the following situations:

  • Patients with ulcerative colitis and Crohn's disease not responding to corticosteroids.
  • Patients who are experiencing undesirable corticosteroid-related sideeffects.
  • Patients who are dependent on corticosteroids and are unable to discontinue them without developing relapses.

When azathioprine and 6-MP are added to corticosteroids in the treatment of ulcerative colitis patients who do not respond to corticosteroids alone, there may be an improved response or smaller doses and shorter courses of corticosteroids may be effective. Some patients can discontinue corticosteroids altogether without experiencing relapses. The ability to reduce corticosteroid requirements has earned 6-MP and azathioprine their reputation as "steroid-sparing" medications.

In patients with severe ulcerative colitis who suffer frequent relapses, 5-ASA may not be sufficient, and more potent azathioprine and 6-MP will be necessary to maintain remissions. In the doses used for treating ulcerative colitis and Crohn's disease, the long-term side effects of azathioprine and 6-MP are less serious than long-term oral corticosteroids or repeated courses of oral corticosteroids.

What Are the Side Effects of 6-MP and Azathioprine?

Side effects of 6-MP and azathioprine include increased vulnerability to infections, inflammation of the liver (hepatitis) and pancreas, (pancreatitis), and bone marrow toxicity (interfering with the formation of cells that circulate in the blood).

The goal of treatment with 6-MP and azathioprine is to weaken the body's immune system in order to decrease the intensity of inflammation in the intestines; however, weakening the immune system increases the patient's vulnerability to infections. For example, in a group of patients with severe Crohn's disease unresponsive to standard doses of azathioprine, raising the dose of azathioprine helped to control the disease, but two patients developed cytomegalovirus (CMV) infection. CMV usually infects individuals with weakened immune systems such as patients with AIDS or cancer, especially if they are receiving chemotherapy, which further weakens the immune system.

Azathioprine and 6-MP-induced inflammation of the liver (hepatitis) and pancreas (pancreatitis) are rare. Pancreatitis typically causes severe abdominal pain and sometimes vomiting. Pancreatitis due to 6-MP or azathioprine occurs in a small percentage of patients, usually during the first several weeks of treatment. Patients who develop pancreatitis should not receive either of these two medications again.

Azathioprine and 6-MP also suppress the bone marrow. The bone marrow is where red blood cells, white blood cells, and platelets are made. Actually, a slight reduction in the white blood cell count during treatment is desirable since it indicates that the dose of 6-MP or azathioprine is high enough to have an effect; however, excessively low red or white blood cell counts indicates bone marrow toxicity. Therefore, patients on 6-MP and azathioprine should have periodic blood counts (usually every two weeks initially and then every 3 months during maintenance) to monitor the effect of the drugs on their bone marrow.

6-MP can reduce the sperm count in men. When the partners of male patients on 6-MP conceive, there is a higher incidence of miscarriages and vaginal bleeding. There also are respiratory difficulties in the newborn. Therefore, it is recommended that whenever feasible, male patients should stop 6-MP and azathioprine for three months before attempting to conceive.

Patients on long-term, high dose azathioprine to prevent rejection of the kidney after kidney transplantation have an increased risk of developing lymphoma, a malignant disease of lymphatic cells. There is no evidence at present that long term use of azathioprine and 6-MP in the low doses used in IBD increases the risk for lymphoma, leukemia or other malignancies.

Other Issues in the Use of 6-MP

One problem with 6-MP and azathioprine is their slow onset of action. Typically, full benefit of these drugs is not realized for three months or longer. During this time, corticosteroids frequently have to be maintained at high levels to control inflammation.

The reason for this slow onset of action is partly due to the way doctors prescribe 6-MP. Typically, 6-MP is started at a dose of 50 mg daily. The blood count is then checked two weeks later. If the white blood cell count (specifically the lymphocyte count) is not reduced, the dose is increased. This cautious, stepwise approach helps prevent severe bone marrow and liver toxicity, but also delays benefit from the drug.

Studies have shown that giving higher doses of 6-MP early can speed up the benefit of 6-MP without increased toxicity in most patients, but some patients do develop severe bone marrow toxicity. Therefore, the dose of 6-MP has to be individualized. Scientists now believe that an individual's vulnerability to 6-MP toxicity is genetically inherited. Blood tests can be performed to identify those individuals with increased vulnerability to 6-MP toxicity. In these individuals, lower initial doses can be used. Blood tests can also be performed to measure the levels of certain by-products of 6-MP. The levels of these by-products in the blood help doctors more quickly determine whether the dose of 6-MP is right for the patient.

TPMT genetics and safety of azathioprine and 6-MP

Azathioprine is converted into 6-MP in the body, and 6-MP then is partially converted into other chemicals by an enzyme called thiopurine methyltransferase (TPMT). These chemicals then are eliminated from the body. The activity of TPMT that determines the ability to convert 6-MP into other chemicals is genetically determined, and approximately 10% of the population in the United States has reduced or absent TPMT activity. In this 10% of patients, 6-MP and another related chemical (6-thioguanine or 6-TG) accumulate and are toxic to the bone marrow where blood cells are produced. Thus, when given normal doses of azathioprine or 6-MP, these patients with reduced or absent TPMT activity can develop seriously low white blood cell counts for prolonged periods of time, exposing them to serious life-threatening infections.

The Food and Drug Administration now recommends that doctors check TPMT levels prior to starting treatment with azathioprine or 6-MP. Patients found to have genes associated with reduced or absent TPMT activity are treated with alternative medications or are prescribed substantially lower than normal doses of 6-MP or azathioprine.

A word of caution is in order, however. Having normal TPMT genes is no guarantee against azathioprine or 6-MP toxicity. Rarely, a patient with normal TPMT genes can develop severe toxicity in the bone marrow and a low white blood cell count even with normal doses of 6-MP or azathioprine. In addition, with normal levels of TPMT activity, liver toxicity, another toxic effect of 6-MP, can still occur. Therefore, all patients taking 6-MP or azathioprine (regardless of TPMT genetics) have to be closely monitored by a doctor who will order periodic blood counts, and liver enzyme tests for as long as the medication is taken.

Another cautionary note:allopurinol (Zyloprim), used in treating high blood uric acids levels and gout, can induce bone marrow toxicity when used together with azathioprine or 6-MP. This occurs because allopurinol reduces TMPT activity. The combination of genetically-reduced TMPT activity and further reduction of TMPT activity by the allopurinol increases greatly the risk of bone marrow toxicity.

6-MP metabolite levels

In addition to monitoring blood cell counts and liver tests, doctors also may measure blood levels of the chemicals that are formed from 6-MP (6-MP metabolites), which can be helpful in several situations such as:

  1. If a patient's disease is not responding to standard doses of 6-MP or azathioprine and his/her 6-MP blood metabolite levels are low, compliance should be checked, and if satisfactory, the dose of 6-MP or azathioprine may be increased.
  2. If a patient's disease does not respond to treatment and his/her 6-MP blood metabolite levels are very low, it is most likely that he/she is not taking his/her medication. The lack of response in this case is due to patient non-compliance.

How Long Can Patients Continue on 6-MP?

Patients have been maintained on 6-MP or azathioprine for years without any important long-term side effects. Their doctors, however, should closely monitor their patients on long-term 6-MP. There is data suggesting that patients on long-term maintenance with 6-MP or azathioprine fare better than those who stop these medications. Those who stop 6-MP or azathioprine are more likely to experience relapses, more likely to need corticosteroids or undergo surgery.

Methotrexate

Methotrexate (Rheumatrex, Trexall) is an immunomodulator and anti-inflammatory medication. Methotrexate has been used for many years in the treatment of severe rheumatoid arthritis and psoriasis. It has been helpful in treating patients with moderate to severe Crohn's disease who are either not responding to 6-MP and azathioprine or are intolerant of these two medications. Methotrexate also may be effective in patients with moderate to severe ulcerative colitis who are not responding to corticosteroids or 6-MP and azathioprine. It can be given orally or by weekly injections under the skin or into the muscles. It is more reliably absorbed with the injections.

One major complication of methotrexate is the development of liver cirrhosis when the medication is given over a prolonged period of time (years). The risk of liver damage is higher in patients who also abuse alcohol or have morbid (severe) obesity. Generally, periodic liver biopsies are recommended for a patient who has received a cumulative (total) methotrexate dose of 1.5 grams and higher.

Other side effects of methotrexate include low white blood cell counts and inflammation of the lungs.

Methotrexate should not be used in pregnancy.

Cyclosporine

Cyclosporine (Sandimmune) is a potent immunosuppressant used in preventing organ rejection after transplantation, for example, of the liver. It also has been used to treat patients with severe ulcerative colitis and Crohn's disease. Because of the approval of infliximab (Remicade) for treating severe Crohn's disease, cyclosporine probably will be used primarily in severe ulcerative colitis. Cyclosporine is useful in fulminant ulcerative colitis and in severely ill patients who are not responding to systemic corticosteroids. Administered intravenously, cyclosporine can be very effective in rapidly controlling severe colitis and avoiding or delaying surgery.

Cyclosporine also is available as an oral medication, but the relapse rate with oral cyclosporine is high. Therefore, cyclosporine seems most useful when administered intravenously in acute situations.

Side effects of cyclosporine include high blood pressure, impairment of kidney function, and tingling sensations in the extremities. More serious side effects include anaphylactic shock and seizures.

Infliximab (Remicade)

Infliximab (Remicade) is an antibody that attaches to a protein called tumor necrosis factor-alpha (TNF-alpha). TNF-alpha is one of the proteins produced by immune cells during activation of the immune system. TNF-alpha, in turn, stimulates other cells of the immune system to produce and release other proteins that promote inflammation. In Crohn's disease and in ulcerative colitis, there is continued production of TNF-alpha as part of the immune activation. Infliximab, by attaching to TNF-alpha, blocks its activity and in so doing decreases the inflammation.

Infliximab, an antibody to TNF-alpha, is produced by the immune system of mice after the mice are injected with human TNF-alpha. The mouse antibody then is modified to make it look more like a human antibody, and this modified antibody is infliximab. Such modifications are necessary to decrease the likelihood of allergic reactions when the antibody is administered to humans. Infliximab is given by intravenous infusion over two hours. Patients are monitored throughout the infusion for side effects.

Infliximab has been used effectively for many years for the treatment of moderate to severe Crohn's disease that was not responding to corticosteroids or immuno-modulators. In Crohn's disease patients, a majority experienced improvement in their disease after one infusion of infliximab. Some patients noticed improvement in symptoms within days of the infusion. Most patients experienced improvement within two weeks. In patients who respond to infliximab, the improvements in symptoms can be dramatic. Moreover, there can be impressively rapid healing of the ulcers and the inflammation in the intestines after just one infusion.

Only over the last few years infliximab also has been used to treat severe UCs. In a study of over 700 patients with moderate to severe UC, for example, infliximab was found to be more effective than placebo in inducing and maintaining remission.

Infliximab is typically given to induce remission in three doses - at time zero and then two weeks and four weeks later. After remission is attained, maintenance doses can be given every other month.

Side effects of infliximab

Infliximab, generally, is well tolerated. There have been rare reports of side effects during infusions, including chest pain, shortness of breath, and nausea. These effects usually resolve spontaneously within minutes if the infusion is stopped. Other commonly reported side effects include headache and upper respiratory tract infection.

Infliximab, like immuno-modulators, increases the risk for infection. One case of salmonella colitis and several cases of pneumonia have been reported with the use of infliximab. There also have been cases of tuberculosis (TB) reported after the use of infliximab.

Because infliximab is partly a mouse protein, it may induce an immune reaction when given to humans, especially with repeated infusions. In addition to the side effects that occur while the infusion is being given, patients also may develop a "delayed allergic reaction" that occurs 7-10 days after receiving the infliximab. This type of reaction may cause flu-like symptoms with fever, joint pain and swelling, and a worsening of Crohn's disease symptoms. It can be serious, and if it occurs, a physician should be contacted. Paradoxically, those patients who have more frequent infusions of Remicade are less likely to develop this type of delayed reaction compared to those patients who receive infusions separated by long intervals (6-12 months).

There are some reports of worsening heart disease in patients who have received Remicade. The precise mechanism and role of infliximab in the development of this side effect is unclear. As a precaution, individuals with heart disease should inform their physician of this condition before receiving infliximab.

There have been rare reports of nerve damage such as optic neuritis (inflammation of the nerve of the eye) and motor neuropathy (damage to the nerves controlling muscles).

There have also been rare reports of patients developing viral colitis (cytomegalovirus and herpes simplex virus) while on immunosuppressive medications. These viral infections can mimic a flare of ulcerative colitis and mistakenly suggest resistance to therapy. Before increasing the dose or changing the medication being used to treat the ulcerative colitis, patients should have a thorough evaluation including flexible sigmoidoscopy or limited colonoscopy with biopsies to help make the diagnosis of viral colitis.

Precautions with infliximab

Infliximab can aggravate and cause the spread of an existing infection. Therefore, it should not be given to patients with pneumonia, urinary tract infection or abscess (localized collection of pus).

It now is recommended that patients be tested for TB prior to receiving infliximab. Patients who previously had TB should inform their physician of this before they receive infliximab.

Infliximab can cause the spread of cancer cells; therefore, it should not be given to patients with cancer.

The effects of infliximab on the fetus are not known although the literature suggests that this medication is safe for women to continue until week 32 of pregnancy. At that time, the risk of exposure of the fetus to this medication by placental transfer is increased. Infliximab is listed as a pregnancy category B drug by the FDA (meaning there has been no documented human toxicity).

Because infliximab is partly a mouse protein, some patients can develop antibodies against infliximab with repeated infusions. The development of these antibodies can decrease the effectiveness of the drug. The chances of developing these antibodies can be decreased by concomitant use of 6-MP and corticosteroids. There are ongoing studies in patients who have lost their initial response to infliximab to determine whether measurement of antibody titers will be helpful in guiding further treatment. Results of these studies are not yet available.

While infliximab represents an exciting new class of medications in the fight against Crohn's disease and ulcerative colitis, caution is warranted because of potentially serious side effects. Doctors are using infliximab in moderate to severe ulcerative colitis not responding to other medications.

Other biological therapies under development

Adalimumab

Adalimumab is an anti-TNF drug similar to infliximab. It decreases inflammation by blocking tumor necrosis factor (TNF-alpha). In contrast to infliximab, adalimumab is a fully humanized anti-TNF antibody containing no mouse protein and, therefore, might cause less of an immune reaction. Adalimumab is administered subcutaneously (under the skin) instead of intravenously as in the case of infliximab.

Rheumatologists have been using adalimumab for treating inflammation of the joints in patients with rheumatoid arthritis, psoriatic arthritis, and ankylosing spondylitis. It was also approved by the FDA in 2007 for the treatment of moderately to severely active Crohn's disease. Though not approved formally by the FDA for treatment of ulcerative colitis, a few studies have shown it to have some efficacy in treating patients with ulcerative colitis who are refractory to or have lost their response to infliximab. More information will be required before recommending this as a standard therapy.

Visilizumab (anti-CD3 antibody)

Visilizumab is a humanized antibody that specifically binds to human CD3 expressing T cells, that inhibits the activity of the cells. (CD3 expressing T cells are part of the immune system and seem to play an important role in promoting the inflammation of ulcerative colitis.). In a phase 1 open-label study evaluating the safety and tolerability of this medication, 32 subjects received visilizumab. Results showed that 84% of these patients achieved a clinical response by day 30, 41% achieved clinical remission, and 44% achieved endoscopic remission. Main side effects were decreased CD4 counts and cytokine release syndromes (flu-like symptoms, etc), though there were no serious infections. Initial data seems promising though more must be learned about this medication before it can be used routinely. This medication is not yet approved by the FDA for treatment of ulcerative colitis.

Alpha-4 integrin blockade

Alpha-4 integrins on the surface of cells of the immune system help the cells to leave the blood and travel into the tissues where they promote inflammation. Antibodies against these integrins have been developed, to dampen the inflammatory response. Natalizumab is one such agent, and in small studies in patients with ulcerative colitis has been shown to have some efficacy in leading to clinical remission. Another more gut-selective humanized antibody (MLN02) has been evaluated in multi-center trials and has also been found to lead to clinical and endoscopic remission in more patients than placebo. More studies must be conducted to evaluate long term effectiveness and side effects of these medications. This medication is not yet approved by the FDA for treatment of ulcerative colitis.

Summary of medication treatment

  • Azulfidine, Asacol, Pentasa, Dipentum, Colazal, and Rowasa all contain 5-ASA compounds which are topical anti-inflammatory ingredients. These medications are effective in inducing remission among patients with mild to moderate ulcerative colitis. They also are safe and effective in maintaining remission.
  • Pentasa is more commonly used in treating Crohn's ileitis because the Pentasa capsules release more 5-ASA compounds into the small intestine than the Asacol tablets. Pentasa also can be used for treating mild to moderate ulcerative colitis.
  • Rowasa enemas are safe and effective in treating ulcerative proctitis and proctosigmoiditis.
  • The sulfa-free 5-ASA compounds (Asacol, Pentasa, Dipentum, Colazal, Rowasa) have fewer side effects than Azulfidine, which contains sulfa.
  • Newer formulations of 5-ASA products (Lialda, Apriso) allow for higher doses to be taken less frequently throughout the day.
  • In ulcerative colitis patients with moderate to severe disease and in patients who fail to respond to 5-ASA compounds, systemic (oral) corticosteroids can be used. Systemic corticosteroids (prednisone, prednisolone, cortisone, etc.) are potent and fast-acting anti-inflammatory agents for treating Crohn's ileitis, ileocolitis, and ulcerative colitis.
  • Systemic corticosteroids are not effective in maintaining remission in patients with ulcerative colitis. Serious side effects can result from prolonged corticosteroid treatment.
  • To minimize side effects, corticosteroids should be gradually reduced as soon as disease remission is achieved. In patients who become corticosteroid dependent or are unresponsive to corticosteroid treatment, surgery or immunomodulator treatments are considered.
  • Immunomodulators used for treating severe ulcerative colitis include azathioprine/6-MP, methotrexate, and cyclosporine.
  • Infliximab (Remicade) may be beneficial in controlling moderate to severe ulcerative colitis and in decreasing the need for urgent removal of the colon.
  • Other biological agents are currently being studied, and with more research, might be approved for use in the future.

Surgery for ulcerative colitis

Surgery for ulcerative colitis usually involves removing the entire colon and the rectum. Removal of the colon and rectum is the only permanent cure for ulcerative colitis. This procedure also eliminates the risk of developing colon cancer. Surgery in ulcerative colitis is reserved for the following patients:

  1. Patients with fulminant colitis and toxic megacolon who are not responding readily to medications.
  2. Patients with long standing pancolitis or left-sided colitis who are at risk of developing colon cancers. Removal of the colon is important when changes are detected in the colon lining.
  3. Patients who have had years of severe colitis which has responded poorly to medications.

Standard surgery involves the removal of the entire colon, including the rectum. A small opening is made in the abdominal wall and the end of the small intestine is attached to the skin of the abdomen to form an ileostomy. Stool collects in a bag that is attached over the ileostomy. Recent improvements in the construction of ileostomies have allowed for continent ileostomies. A continent ileostomy is a pouch created from the intestine. The pouch serves as a reservoir similar to a rectum, and is emptied on a regular basis with a small tube. Patients with continent ileostomies do not need to wear collecting bags.

More recently, a surgery has been developed which allows stool to be passed normally through the anus. In an ileo-anal anastomosis, the large intestine is removed and the small intestine is attached just above the anus. Only the diseased lining of the anus is removed and the muscles of the anus remain intact. In this "pull-through" procedure, the normal route of stool elimination is maintained. This procedure has a relatively good success rate, although pouchitis (inflammation of the distal ileum now acting as the rectum) is a well known complication (that should be confirmed by endoscopy) that is manifested by increased diarrhea, urgency, bleeding, and pain.

Treatment by disease severity and location (based on ACG Practice Guidelines)

Mild-moderate distal colitis

  • Oral aminosalicylates, topical mesalamine, or topical steroids
  • Combination of oral and topical aminosalicylates is better than either alone

For refractory cases, oral steroids or IV infliximab can be used (though this is less well studied in distal colitis)

Mild-moderate extensive colitis

  • Oral sulfasalazine 4-6 g/day or alternative aminosalicylate 4.8 g/day
  • Oral steroids for patients refractory to above therapy + topical therapy
  • 6-MP or azathioprine for patients refractory to oral steroids, but not so severe as to require IV therapy
  • Infliximab in patients who are steroid refractory/dependant on adequate doses of 6-MP/thiopurine or who are intolerant to these medications

Severe colitis

  • Infliximab if urgent hospitalization is not needed
  • If patient is toxic, should be admitted to the hospital for IV steroids
    • Failure to improve in 3-5 days is indication for colectomy or IV cyclosporine
  • Maintenance 6-MP can also be added in these patients

Indications for Surgery

  • Absolute:Hemorrhage, perforation, documented or strongly suspected cancer

Also, surgery is recommended for severe colitis refractory to medical therapy

Are there any special dietary requirements for persons with ulcerative colitis?

Although it seems plausible that a specialized diet might benefit patients with ulcerative colitis, there is actually no evidence to support treatment with dietary modification. Despite extensive research, no diet has been found to slow progression, treat, or cure the disease. It is recommended that patients stay on a balanced, healthy diet rich in fruits, vegetables, grains, lean meats, beans, fish, eggs, nuts. Patients should also try to limit foods with saturated fats high cholesterol. During flare-ups, patients should continue to eat as tolerated. The Crohn's and Colitis Foundation of America recommends a bland diet with soft food during a flare including hot cereals, boiled eggs, mashed potatoes, steamed vegetables, canned or cooked vegetables to minimize discomfort.

What research is being done regarding ulcerative colitis?

Active research is also ongoing to find other biological agents that are potentially more effective with fewer side effects in treating ulcerative colitis including adalimumab, visilizumab, and alpha-4 integrin blockers.

Research in ulcerative colitis is very active, and many questions remain to be answered. The cause, mechanism of inflammation, and optimal treatments have yet to be defined. Researchers have recently identified genetic differences among patients which may allow them to select certain subgroups of patients with ulcerative colitis who may respond differently to medications. Newer and safer medications are being developed. Improvements in surgical procedures to make them safer and more effective continue to emerge.

Health Maintenance

It is recommended that adults with inflammatory bowel disease generally follow the same vaccination schedules as the general population.

  • Adults should receive a 1 time dose of Tdap, then Td booster every 10 years.
  • Women between the ages of 9 and 26 should receive 3 doses of HPV vaccine (and consideration should be given to older patients who are HPV negative on Pap smear).
  • Men in the same age range should also consider being vaccinated given the increased risk of HPV with immunosuppression.
  • Influenza (flu) vaccine should be given annually to all patients (though the live intranasal vaccine is contraindicated in patients on immunosuppressive therapy).
  • One dose of pneumococcal vaccine should be given between age 19-26 and then revaccination after 5 years.
  • If not previously vaccinated, all adults should receive 2 doses of hepatitis A vaccine and 3 doses hepatitis B.
  • Meningococcal vaccine is only recommended for patients with anatomic or functional asplenia, terminal complement deficiencies, or others at higher risk (college students, military recruits, etc).
  • MMR, varicella, and zoster vaccines (shingles vaccine) are contraindicated for patients on biologic therapy, as they are all live vaccines.

Osteoporosis has also increasingly been recognized as a significant health problem in patients with IBD. IBD patients tend to have markedly reduced bone mineral densities. Screening with a bone density study is recommended in:

  • postmenopausal woman,
  • men> age 50,
  • patients with prolonged steroid use (>3 consecutive months or recurrent courses),
  • patients with a personal history of low-trauma fractures, and
  • patients with hypogonadism.

For this reason, most patients with IBD should be on calcium and vitamin D supplementation.